U bent hier
Meer dan 1 op 10 leerlingen in de Vlaamse Ardennen spreekt thuis geen Nederlands

11,3% van de leerlingen uit het gemeenschapsonderwijs in de Vlaamse Ardennen spreekt thuis geen Nederlands. Dat concludeert Matthias Diependaele uit cijfers die Vlaams volksvertegenwoordiger Vera Celis (N-VA) opvroeg. “Het belang van het Nederlands in ons onderwijs is en blijft onomstotelijk”, zegt Diependaele.
Sinds het schooljaar 2007-2008 wordt er aan ouders van alle leerlingen uit het basisonderwijs en het gewoon secundair onderwijs van het gemeenschapsonderwijs een formulier voorgelegd dat naar de thuistaal van de leerling peilt. Indien er thuis geen Nederlands gesproken wordt, scoort deze leerling bijgevolg op de indicator ‘Thuistaal Niet Nederlands (TNN)’. Vlaams volksvertegenwoordiger Vera Celis (N-VA) vroeg deze cijfers van afgelopen schooljaar op bij minister van Onderwijs Hilde Crevits (CD&V). Matthias Diependaele kon ze inkijken voor de Vlaamse Ardennen.
De steden en grotere gemeenten in de Vlaamse Ardennen scoren relatief hoog wat betreft het aantal gezinnen van leerlingen waar thuis geen Nederlands gesproken wordt. In Aalst gaat het om gemiddeld 19,1% procent van de leerlingen, Denderleeuw 29,9%, Geraardsbergen 15,7%, Ninove 17,6%, Oudenaarde 8,6% en Ronse 37,7%. Zottegem zit (allicht omwille van zijn ligging) met 6,1% meer op niveau van kleinere gemeenten. Het is een constante dat er in het basisonderwijs van deze gemeenten procentueel méér TNN-leerlingen zitten dan in het middelbaar, wat aantoont dat het fenomeen de komende jaren enkel maar zal toenemen.
Matthias Diependaele vroeg vorig jaar ook de cijfers op en constateert een globale stijging in de Vlaamse Ardennen met 0,6% tegenover het schooljaar 2015-2016. Nu zijn er in totaal 10.764 leerlingen uit het gemeenschapsonderwijs die thuis geen Nederlands spreken, op een totaal van 71.367 leerlingen. Dat is 11,3% of ruim één op tien. Er zijn sterke schommelingen: in het basisonderwijs in Ronse spreekt bijna één op twee leerlingen thuis geen Nederlands, terwijl het in Kruishoutem om 2,4% gaat.
“Ik merk vooral een druk op ons stedelijk weefsel”, zegt Diependaele. “Grotere gemeenten en steden in de Vlaamse Ardennen hebben ofwel een goede verbinding met Brussel of liggen dicht tegen de taalgrens. Anderstalige migratie vanuit Brussel is zeker een verklaring. En het is geweten dat Franstaligen hun kinderen graag naar het oerdegelijke Vlaams onderwijs sturen net over de taalgrens.”
Het spreekt voor zich dat het niet gemakkelijk is voor de leerling en voor de leerkracht, indien de leerling thuis geen Nederlands spreekt. Zeker in het geval van grote concentraties aan anderstalige leerlingen stellen er zich grote uitdagingen in ons onderwijs. “Hoe je het ook draait of keert, een goede kennis van het Nederlands is onontbeerlijk voor een vlotte integratie én een garantie voor de kwaliteit van ons onderwijs”, besluit Diependaele.