Het beschermd bestand van landschappen, monumenten en stads- of dorpsgezichten is sinds de jaren 1930 gestaag gegroeid. Maar het beschermingsbeleid in Vlaanderen is niet altijd even consequent doorgevoerd: zowel geografisch, als over de jaren heen en qua methode stellen we verschillen vast. Bovendien heeft niet elk beschermd goed de tand des tijds even goed doorstaan. Met de evaluatie van het beschermde bestand wil minister Diependaele komen tot een weloverwogen, representatieve en evenwichtige staalkaart van het onroerend erfgoed die getuigt van het leven in Vlaanderen.

Minister Diependaele: “We beschermen al gebouwen en landschappen sinds de jaren 30 van de vorige eeuw. Nog nooit maakten we een stand van zaken op, het is nochtans belangrijk dat de overheid dit doet. Van 152 monumenten kunnen we nu zeggen dat ze niet meer voldoen aan de hoge Vlaamse standaarden.” Het agentschap Onroerend Erfgoed startte in 2021 met de uitwerking van twee pilootprojecten: het ‘verdwenen en aangetast erfgoed’ en een project over windmolens in Vlaanderen. Beide projecten zijn ondertussen afgerond. Voor 26 beschermde objecten is de bescherming ondertussen al definitief opgeheven of gewijzigd. Voor de andere dossiers is de procedure nog lopende.

Nieuwe reeks opheffingen na snelle screening:

In december 2022 werkte het agentschap Onroerend Erfgoed de snelle screening van het beschermde bestand af en detecteerde het 126 beschermde objecten die niet meer aan de hedendaagse selectiecriteria voor bescherming voldoen. Het betreft 23 gedeeltelijke opheffingen en 103 volledige opheffingen. Voor acht objecten gaat de opheffing van de bestaande bescherming gepaard met een (gedeeltelijke) nieuwe bescherming, onder een ander statuut of met een andere afbakening. De 126 objecten omvatten 68 monumenten, 46 stads- of dorpsgezichten en 12 cultuurhistorische landschappen.

“In de loop van 2023-2024 starten we de opheffingen op. De procedure zal ongeveer een jaar in beslag nemen. De eigenaars hebben in deze procedure ook de mogelijkheid om bezwaar in te dienen, deze zaken zullen deel uitmaken van mijn definitieve beslissing”, aldus minister Diependaele.

Procedure van een opheffing

De opheffing van een bescherming verloopt steeds in twee fasen. Voorafgaand aan de voorlopige opheffing wordt het advies van de Vlaamse Commissie Onroerend Erfgoed ingewonnen. Op basis van dit advies tekent de minister de voorlopige opheffing. Nadien volgt een openbaar onderzoek van 30 dagen. Op basis van de ingediende bezwaren beslist de minister al dan niet tot het ondertekenen van het definitieve opheffingsbesluit. De rechtsgevolgen van de bescherming blijven geldig tot na de ondertekening van het definitieve besluit.