Bij mijn aantreden als Vlaams minister van Wonen ben ik zoveel mogelijk vertrokken van wat de politiek in België vandaag te veel ontbeert: bestaand beleid in vraag stellen en heroverwegen waar nodig. Dat heeft geleid tot een hervormingspakket dat stoelt op twee fundamenten: het aanbod aan sociale en betaalbare huisvesting moet omhoog en het woonbeleid moet rechtvaardiger.

Wat het aanbod betreft zitten we met een historische erfenis. In 2013 werd in aanloop naar de verkiezingen beslist om de inkomensgrenzen om recht te hebben op een sociale woning te verhogen. Socialistisch handgeklap, want de overheid kreeg de plicht om meer mensen van een woning te voorzien. Waar we die woningen moesten halen en met welk budget, waren vragen – en zeker antwoorden – voor na de verkiezingen. Of wat had u gedacht?

Ingrijpen was nodig en de afgelopen jaren werd gewerkt om van een wirwar aan 130 structuren te komen tot 41 sterke woonmaatschappijen in Vlaanderen. Een doortastende  vereenvoudiging om een krachtiger woonbeleid te kunnen voeren.

Maar ook het behoud van het maatschappelijk draagvlak voor dit beleid is levensnoodzakelijk. Sociaal wonen vraagt een grote inspanning van de Vlaamse samenleving en de Vlaamse belastingbetaler. We moeten erover waken dat de Vlaming kan vaststellen dat de sociale woningen gaan naar zij die daar het meest nood aan hebben. De solidariteit bij Vlamingen is groot, maar niet oneindig. Ik blijf het vreemd vinden dat men hun solidariteit niet mag afbakenen of voorwaardelijk maken.

Quid pro quo. Dat is de logica zelve, maar binnen het sociaal woonbeleid lijkt dat taboe. We willen dat een sociale woning een springplank is en emanciperend werkt. Daarom vragen we inspanningen om Nederlands te leren en aan het werk te gaan. Voor verenigd links is mensen zelfredzaam maken stigmatiserend. Liever moet de overheid mensen permanent bij de hand te nemen, in plaats van ze aan te moedigen om op eigen benen te staan. 

Recent illustreerde een arrest van het Grondwettelijk Hof dat politieke schisma treffend. Verschillende middenveldorganisaties vochten de maatregelen inzake taal en werk aan. Ook de regel dat een huurder die uit huis gezet werd wegens bv. het afbreken van zijn sociale woning en dus niet meteen opnieuw in aanmerking mocht komen voor een nieuwe woning werd gecontesteerd. Het Hof velde een salomonsoordeel: de maatregel inzake taal en werk blijven overeind. De verstrenging inzake de uithuiszettingen sneuvelde.

Er zijn nochtans tal van schrijnende voorbeelden waarbij er lelijk huisgehouden wordt in een woning of buurt. Maar blijkbaar moeten dergelijke wanpraktijken beantwoord worden met het aanbieden van een nieuwe woning. Het zal de linkerzijde worst wezen dat men op deze manier zélf het draagvlak verkleint voor het beleid.

Solidariteit is dan ook geen kansenmachine, het is tweerichtingsverkeer. We geven veel, maar we vragen inspanningen en respect terug. Daar zal ik nooit van afwijken en daarom installeer ik nu een alternatieve maatregel na de vernietiging door het Grondwettelijk Hof. De kleine fractie hardleerse huurders die het zo ver drijft dat een vrederechter hen uit hun sociale woning zet, zal niet langer onmiddellijk beloond worden met een nieuwe sociale woning. Geen recht op voorrang, zonder de plicht tot respect voor de woning. Een sociaal huurcontract is immers ook een contract met de buurt, de belastingbetaler en de hele Vlaamse samenleving.